15
Sally ging met de bus naar school, zoals altijd. Toen ze bij de bushalte stond te wachten, drong de betekenis van Catherines dood pas echt goed tot haar door. Tot nu toe hadden de gebeurtenissen van de vorige dag op een film geleken, zo opwindend en anders dat ze die niet echt had kunnen bevatten. Alsof ze naar een video had zitten kijken. Een film die na verloop van tijd afgelopen zou zijn waarna zij weer zou terugkeren naar het echte leven. Maar nu ze in het donker bij de bushalte stond, met verkleumde voeten en niemand om haar gezelschap te houden, drong tot haar door dat dit het echte leven wás. Catherines afwezigheid was tastbaarder dan haar aanwezigheid ooit was geweest. Toen Catherine nog leefde, was haar humeur voortdurend anders. Je wist met haar nooit waar je aan toe was. De dood was een constante factor. Sally had het idee dat als ze haar hand uitstak, ze de plek kon aanraken waar Catherine ooit had gestaan, een leegte die hard aanvoelde en glom als ijs.
Sally had thuis kunnen blijven als ze dat had gewild. Haar moeder zou het niet erg hebben gevonden en had het zelfs bijna voorgesteld. Ze stond bij het fornuis in de havermout te roeren toen Sally beneden kwam.
‘Voel je je goed genoeg om naar school te gaan?’ had ze op bezorgde toon gevraagd. Sally had maar even hoeven aarzelen of ze had eraan toegevoegd: waarom blijf je niet thuis? Dat zullen ze heus wel begrijpen.
Maar Sally had meteen en op vastberaden toon geantwoord: ‘Ik ben liever bij de anderen. Dan heb ik wat afleiding.’
Haar moeder had goedkeurend geknikt en blijkbaar gedacht dat haar dochter heel moedig was. Het was ironisch. Het was honderden keren voorgekomen dat Sally geen zin had gehad om naar school te gaan en ze vage kwaaltjes, hoofdpijn of maagklachten had gesimuleerd. En nooit had haar moeder ook maar het geringste medeleven getoond. Die had nooit begrepen hoe het was om de dochter van een onderwijzeres te zijn en wegblijven van school was er niet bij. De stapels schoolboeken op de plank in de keuken, haar moeders precieze handschrift van de rijtjes woorden die op kartonnen kaartjes geschreven stonden, al die dingen waren een voorbode van wat er zou gebeuren als ze de speelplaats overstaken en de klas binnengingen. Het opnoemen van de namen, de keren dat ze stiekem werd geknepen, de onvriendelijke blikken. En er was weinig veranderd toen ze naar de middelbare school was gegaan. Haar klasgenoten waren wat subtieler in het pesten, maar naar school gaan was voor haar dezelfde nachtmerrie gebleven. Zelfs Catherine had dat niet kunnen begrijpen.
Haar moeder had zelfs gevraagd of ze havermout voor haar ontbijt wilde. Of liever iets anders? Een eitje misschien? Toen Sally zich zorgen had gemaakt dat ze weer dikker begon te worden en had voorgesteld een paar dagen per week fruit in plaats van havermout als ontbijt te nemen, had haar moeder haar neus opgehaald en gezegd dat het thuis geen restaurant was. Ze had gewoon geen begrip voor Sally’s behoefte om erbij te horen.
Sally’s vader was al naar zijn werk toen ze beneden kwam. Ze wist niet precies wat hij over de moord op Catherine dacht. Ze had nooit geweten wat hij over dingen dacht. Soms had ze de indruk dat hij een leven leidde waar haar moeder noch zij iets van wist. Dat was zíjn manier om te overleven.
Na het ontbijt had haar moeder aanstalten gemaakt om haar jas aan te trekken. ‘Ik ga met je mee en wacht totdat je bus komt. Ik vind het geen prettig idee als je daar alleen staat.’
‘Mama, het wemelt van de politiemensen op de heuvel.’ Want het laatste wat ze wilde was dat haar moeder zich te veel met haar bemoeide, zogenaamd uit bezorgdheid maar ondertussen wroetend en gravend in haar privéleven. Robert Isbister nam zo’n vooraanstaande plaats in haar gedachten in, dat het vrijwel onmogelijk was om níéts over hem te zeggen. Ze wilde absoluut niet dat haar moeder van hem wist. Nog niet. Margaret zou over hem blijven zeuren, over wat een losbol hij was en dat hij in niets op zijn vader leek. Sally kon haar gezicht voor zich zien, mopperend en vol verontwaardiging. Sally had nooit tegen haar moeder op gekund. Er bestond een kans dat ze iets zou zeggen wat ze liever voor zich had gehouden. En het was alleen nog haar droom om ooit samen met Robert te zijn die haar aan de gang hield.
Daarom stond ze nu alleen bij de bocht in de weg op de bus te wachten. Zo nu en dan zag ze het silhouet van haar moeders hoofd achter het keukenraam, om te kijken of ze niet verkracht of vermoord was. Sally probeerde er geen acht op te slaan. Haar gedachten werden opeens overheerst door herinneringen aan Catherine. Hoewel ze probeerde aan andere dingen te denken – oude, romantische fantasieën over Robert – wilden de beelden van Catherine niet weggaan. Ze zag Catherine en zichzelf op nieuwjaarsmorgen, eerst in Lerwick en daarna toen ze wankelend het huis van Magnus Tait binnengingen. Catherine had toen zo zelfverzekerd geleken, zo koel en bij de tijd en onkwetsbaar.
De conciërge had zout gestrooid op de paden die naar de school leidden, waardoor de sneeuw was veranderd in een natte, grijze brij die aan hun schoenen bleef zitten toen ze de school binnenliepen. In de groepskamer van de vierdejaars zat een stel leerlingen op de pooltafel, druk te doen en te giechelen. Sally vond hen er vandaag jonger uitzien. De radiators stonden aan en het condensvocht droop langs de ramen. Het rook er naar een wasserette, met al die drogende jassen en wanten. De eerste klasgenoot die ze tegenkwam was Lisa Murray, ‘Lisa de Sloerie’, die zulke grote borsten had, dat je je afvroeg hoe ze erin slaagde rechtop te blijven lopen.
‘Sal,’ zei Lisa. ‘Ik vind het zo erg voor je.’
Het leek erop dat iedereen op school nog steeds in de fase verkeerde dat Catherines dood voor hen was bedoeld als een drama, als een of andere vorm van vermaak. Toen Sally de garderobe in liep om haar jas op te hangen, hoorde ze hen fluisteren en roddels aan elkaar doorgeven. Ze werd er misselijk van.
Toen ze de deur van hun eigen groepskamer opendeed, viel er een korte stilte, maar meteen daarna schaarden ze zich om haar heen en wilden ze allemaal met haar praten. Zelfs de harde kern, die altijd bij de tafel in het midden stond en waarvan de leden zich te bijzonder voelden om aandacht te besteden aan leerlingen die buiten hun groep vielen, kwam met haar praten. Sally had zich nog nooit zo populair gevoeld. Ze had op school nog nooit een echte vriendin gehad. Catherine was het dichtst in de buurt van ‘een vriendin’ gekomen, maar die had zelf meer dan genoeg aan haar hoofd gehad om veel aandacht aan Sally te besteden. Nu stond ze ineens in het middelpunt van de belangstelling. Ze dromden om haar heen en bestookten haar met gemompelde blijken van medeleven. ‘Het moet verschrikkelijk voor je zijn. We weten hoeveel jullie met elkaar optrokken. We vinden het heel erg voor je.’ Daarna kwamen de vragen, eerst heel voorzichtig, maar algauw meer sensatiebelust. ‘Is de politie al met je komen praten? Iedereen zegt dat Magnus Tait het heeft gedaan. Hebben ze hem al gearresteerd?’
Tot vandaag was ze van de ene groep naar de andere gedwaald, was ze door geen van hen echt geaccepteerd en had ze veel te veel haar best gedaan. Ze had te veel gepraat, te hard gelachen en zich groot, onhandig en stom gevoeld. En nu ze allemaal wilden horen wat ze te zeggen had, kon ze de juiste woorden niet vinden. Ze stamelde een paar halve antwoorden. En dat waardeerden ze in haar. Lisa legde haar arm om Sally heen.
‘Geeft niks,’ zei Lisa. ‘We slepen je er wel doorheen.’
Sally wist dat als Catherine erbij was geweest en dit had gehoord, ze twee vingers in haar mond zou hebben gestoken en had gedaan alsof ze moest overgeven.
Sally kwam even in de verleiding om tegen Lisa en de anderen te zeggen dat ze dwars door hen heen keek. Dat ze het helemaal niet verschrikkelijk vonden dat Catherine dood was. Zo aardig hadden ze haar niet gevonden toen ze nog in leven was. Lisa had haar nog geen week geleden een hooghartige Engelse trut genoemd toen meneer Ross een stuk van haar scriptie over Steinbeck had voorgelezen. Ze genoten hiervan, van elke minuut. Ze vonden het helemaal niet erg dat Catherine met Engels nooit meer haar vaste plaats op de voorste bank zou bezetten.
Maar dat zei ze niet. Ze moest nu op school zonder Catherine zien te overleven. En ze genoot van dit medeleven, van de arm om haar heen en al die zachte fluisterstemmen. Het maakte niet meer uit wat Catherine van hen dacht. Catherine was dood.
De bel ging, ze wandelden naar de eerste les en de harde kern bleef smachtend naar meer informatie in de groepskamer achter. Zij en Lisa hadden Engels en liepen samen naar het lokaal. Sally had een hekel aan Engels. Het lokaal bevond zich in het oudste deel van de school, had een heel hoog plafond en het was er altijd steenkoud. Ze moesten langs de vitrine met de opgezette vogels. Catherine was gek op die vogels geweest. Ze moest er altijd om lachen. Ze had zelfs haar camera een keer meegebracht om ze te filmen, hoewel Sally nooit had begrepen wat er nu zo leuk aan was. Catherine had gezegd dat de afdeling Engels het perfecte decor voor een gothic speelfilm zou zijn.
Ook in het lokaal wachtte Sally een heel publiek. Lisa trad op als haar manager, beschermde haar, moedigde haar aan en hielp haar het verhaal zo opwindend mogelijk te maken. Sally was midden in haar beschrijving van haar gesprek met de inspecteur van Fair Isle toen meneer Scott binnenkwam. De meisjes die haar publiek hadden gevormd, liepen met tegenzin weg bij het raamkozijn, waar ze hun benen hadden gewarmd bij de radiatoren, en namen aan hun tafeltje plaats. Die manoeuvre verliep soepel en zonder haast. Zelfs op gewone dagen was meneer Scott niet iemand die respect eiste en angst inboezemde. Deze dag wisten ze, zou hij hen helemaal hun gang laten gaan.
Meneer Scott was jong, kwam rechtstreeks van de universiteit en was ongetrouwd. Iedereen zei dat hij een oogje op Catherine had gehad. Daarom had ze altijd goede cijfers gekregen en had hij meer dan eens haar werk voorgelezen. En dat had hij alleen maar gedaan om in haar broekje te komen, zeiden ze. En misschien zat er wel iets van waarheid in die geruchten. Sally had hem wel eens naar Catherine zien staren toen hij dacht dat niemand het zag. Ze wist wat onbeantwoorde lustgevoelens waren. Ze had zelf maandenlang van Robert Isbister gedroomd nadat ze voor het eerst met hem had gedanst. Dat was voldoende geweest om ervoor te zorgen dat ze ging blozen als ze hem in de stad tegenkwam. Ze herkende de signalen.
Meneer Scott was een bleke, magere man. Een uitgegroeide rabarberstengel, had Sally’s moeder hem genoemd nadat ze hem op een ouderavond had ontmoet. In het kille grijze licht, leek hij nog bleker dan anders. Hij zat voortdurend zijn neus te snuiten. Sally vroeg zich af of hij had gehuild. Catherine had altijd op hem gefoeterd. Hij was een waardeloze leraar Engels en een meelijwekkende sukkel, had ze gezegd. Maar Catherine had zich over iedereen in kille, harde woorden uitgelaten en ze had het niet altijd gemeend. Nu Sally naar hem keek terwijl hij probeerde te praten zonder te stotteren en met zijn grote witte zakdoek in zijn hand geklemd, vond ze dat hij wel iets vertederends had. Met haar nieuwe populariteit kon ze zich zo’n mild oordeel veroorloven.
Nadat ze allemaal hadden aangegeven dat ze aanwezig waren voor de presentielijst bleef meneer Scott zwijgend voor de klas staan. Hij maakte een heel serieuze en enigszins belachelijke indruk. Sally vroeg zich af of Catherine er een opmerking over zou hebben gemaakt, gewoon, voor de grap. Hij leek moeite met praten te hebben.
‘We volgen vanochtend een ander rooster. Tot de pauze hebben we gewoon les en daarna zal er voor de zesdejaars een speciale bijeenkomst worden gehouden. Die stelt ons in de gelegenheid om met elkaar Catherine te herdenken en haar vader ons respect te betuigen. Een van de politiemensen die het onderzoek doet zal dan het woord tot ons richten.’ Hij liet zijn bedroefde blik op bijna theatrale wijze door het lokaal gaan. ‘Ik weet dat iedereen heel erg van streek is door wat er is gebeurd. Als jullie vandaag of in de komende weken met iemand willen praten, houdt het personeel van de school zich beschikbaar. Er kan ook voor deskundige hulp worden gezorgd als jullie daar behoefte aan hebben. Jullie hoeven niet alleen te staan in jullie verdriet. Wij zijn hier om jullie te helpen.’
Sally stelde zich voor dat Catherine een lelijk gezicht trok en haar ogen ten hemel sloeg. Tot haar grote verbazing merkte ze dat Lisa Murray naast haar zat te snikken.
Er vloeiden veel tranen tijdens de speciale bijeenkomst. Zelfs een paar jongens konden hun emoties niet de baas. Bij sommigen van hen was het waarschijnlijk gemeend. Met uitzondering van Sally had Catherine het beter met jongens dan met meisjes kunnen vinden. Maar zelfs de stoere – de voetballers, de kwajongens en de vechters – maakten een aangeslagen indruk. Op een zeker moment besefte Sally dat zij in de aula de enige met droge ogen was. Uiteindelijk depte ze haar wangen met een papieren zakdoekje om niet harteloos op de anderen over te komen. Ze vroeg zich af of er iets mis met haar was. Waarom kon ze niet huilen? Maar ze wist dat Catherine ook niet zou hebben gehuild. Die zou gemopperd hebben en het een hypocriet, sentimenteel gedoe hebben genoemd.
‘Melodramatische onzin!’ had ze gezegd toen ze op een avond in haar kamer televisie hadden zitten kijken en er een hoop ophef was gemaakt over een of andere popster die was omgekomen in een auto-ongeluk.
Sally had niet geweten wat ‘melodramatisch’ betekende en had het opgezocht in het woordenboek. Nu, terwijl ze weigerde zich te laten meevoeren door het valse sentiment, mompelde ze deze woorden zachtjes voor zich uit.
De politieman die bij haar thuis was geweest om met haar te praten zat naast de rector op het podium. Sally had hem herkend zodra hij binnenkwam. Ze vond het niet prettig dat hij er was en hoewel ze haar best deed zich ertegen te verzetten, bleef haar blik zijn kant op gaan. Hij had op zijn manier moeite gedaan zich voor de gelegenheid te kleden en droeg een grijs overhemd, een zwarte das en een donker jasje, maar dat kon niet voorkomen dat hij nog steeds een wat slordige indruk maakte. Het leek wel alsof hij de kleren had geleend en ze op het allerlaatste moment had aangetrokken. Sally kon niet zien of hij haar herkende in de massa gezichten die naar het podium waren gekeerd.
De introductie van de rector ontging haar want ze had haar aandacht gericht op de politieman, die zich opmaakte voor zijn toespraak. Hij schoof zijn das recht en pakte de papieren die hij naast zijn stoel op het podium had neergelegd. Sally zag dat hij een beetje nerveus was en voelde een kriebeling in haar eigen buik. Hij stond op, keek hen aan en zei hoe erg hij het vond dat Catherine op deze manier was gestorven. Voor hen was het helemaal erg, omdat ze Catherine en haar vader hadden gekend. Sally had de indruk dat hij de enige persoon in de aula was die meende wat hij zei. Dat was vreemd, want hij had Catherine nooit ontmoet. Toen bedacht ze dat het voor hem gemakkelijker moest zijn om zich bedroefd te voelen juist omdát hij haar nooit had ontmoet. In gedachten kon hij van Catherine maken wie en wat hij maar wilde.
Maar hij zei nu dat het voor de politie heel belangrijk was dat ze de echte Catherine leerde kennen. ‘Kijk,’ zei hij, ‘wanneer we worden geconfronteerd met iets wat zo afschuwelijk is, kunnen we ons niet voorstellen waaróm iemand haar zou willen vermoorden. Dan willen we alleen op een aardige manier aan haar terugdenken. Maar dit is niet het moment om aardig te zijn. We moeten nu eerlijk zijn. Het is voor mij belangrijk dat ik de echte Catherine leer kennen. Misschien gebeurden er dingen in haar leven die ze liever stilhield. Dat kan nu niet meer. Als jullie denken, of vermoeden, dat ze betrokken was bij activiteiten die – zelfs indirect – tot haar dood kunnen hebben geleid, is het jullie plicht dat aan mij te vertellen. Als iemand van jullie een relatie, van welke soort ook, met haar heeft gehad, wil ik graag met je praten. Ik blijf de hele dag hier op school. Meneer Shearer is zo vriendelijk geweest me zijn kantoor ter beschikking te stellen. Als jullie liever een anoniem gesprek willen hebben, met een politieambtenaar die normaliter niet op Shetland werkt, kan dat ook worden geregeld.’ Hij wilde het podium af stappen maar draaide zich toch nog een keer om. ‘Kom met me praten,’ zei hij. ‘Jullie kenden Catherine allemaal beter dan ik. Jullie kunnen stuk voor stuk een belangrijke bijdrage aan het onderzoek leveren.’
Toen stapte hij het podium af en liep de aula uit. Een sissend gefluister steeg op van de rest van de aanwezigen. Er werden geen cynische opmerkingen gemaakt zoals meestal gebeurde nadat een volwassene een toespraak had gehouden. Sally was ervan overtuigd dat er straks een rij leerlingen voor de deur van de kamer van de rector zou staan. Ze zouden allemaal met hem willen praten, allemaal hun aandeel willen leveren aan dit theaterstuk. Sally vroeg zich af wat hij zou maken van wat ze hem zouden vertellen.